Information über das Wort zich verspreiden (Niederländisch → Esperanto: disiri)

Synonyme: scheiden, uiteengaan, vaneengaan

Wortartreflexives Verb

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) verspreid mij(ik) verspreidde mij
(jij) verspreidt je(jij) verspreidde je
(hij) verspreidt zich(hij) verspreidde zich
(wij) verspreiden ons(wij) verspreidden ons
(jullie) verspreiden ons(jullie) verspreidden ons
(gij) verspreidt u(gij) verspreiddet u
(zij) verspreiden zich(zij) verspreidden zich
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) mij verspreide(dat ik) mij verspreidde
(dat jij) je verspreide(dat jij) je verspreidde
(dat hij) zich verspreide(dat hij) zich verspreidde
(dat wij) ons verspreiden(dat wij) ons verspreidden
(dat jullie) ons verspreiden(dat jullie) ons verspreidden
(dat gij) u verspreidet(dat gij) u verspreiddet
(dat zij) zich verspreiden(dat zij) zich verspreidden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
verspreid jeverspreidt je
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
zich verspreidend, zich verspreidende(hebben) zich verspreid