Information über das Wort uitpluizen (Niederländisch → Esperanto: disfadenigi)

Synonyme: ontrafelen, uitrafelen

WortartVerb

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) pluis uit(ik) ploos uit
(jij) pluist uit(jij) ploos uit
(hij) pluist uit(hij) ploos uit
(wij) pluizen uit(wij) plozen uit
(jullie) pluizen uit(jullie) plozen uit
(gij) pluist uit(gij) ploost uit
(zij) pluizen uit(zij) plozen uit
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) uitpluize(dat ik) uitploze
(dat jij) uitpluize(dat jij) uitploze
(dat hij) uitpluize(dat hij) uitploze
(dat wij) uitpluizen(dat wij) uitplozen
(dat jullie) uitpluizen(dat jullie) uitplozen
(dat gij) uitpluizet(dat gij) uitplozet
(dat zij) uitpluizen(dat zij) uitplozen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
pluis uitpluist uit
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
uitpluizend, uitpluizende(hebben) uitgeplozen

Übersetzungen

Deutschin Fäden zertrennen
Englischunpick; unravel
Esperantodisfadenigi
Portugiesischdesfiar