Information über das Wort verteren (Niederländisch → Esperanto: digestiĝi)

WortartVerb
Aussprache/vərˈteːrə(n)/
Trennungver·te·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) verteer(ik) verteerde
(jij) verteert(jij) verteerde
(hij) verteert(hij) verteerde
(wij) verteren(wij) verteerden
(jullie) verteren(jullie) verteerden
(gij) verteert(gij) verteerdet
(zij) verteren(zij) verteerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) vertere(dat ik) verteerde
(dat jij) vertere(dat jij) verteerde
(dat hij) vertere(dat hij) verteerde
(dat wij) verteren(dat wij) verteerden
(dat jullie) verteren(dat jullie) verteerden
(dat gij) verteret(dat gij) verteerdet
(dat zij) verteren(dat zij) verteerden
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
verterend, verterende(zijn) verteerd

Übersetzungen

Deutschverdaut werden
Esperantodigestiĝi