Information über das Wort dom (Niederländisch → Esperanto: stulta)

Synonyme: bot, onbenullig, schaapachtig, stom, stupide, zwakhoofdig

WortartAdjektief
Aussprache/dɔm/
Trennungdom

Komparation

Positivedom
Komparativdommer
Superlativdomst

Deklination

 PositiveKomparativSuperlativ
Predikativdomdommer(het) domst, (het) domste
AttributivUnbestimmtMännlicher und weiblicher Mehrzahldommedommeredomste
Sächlicher Einzahldomdommerdomst
Mehrzahldommedommeredomste
Bestimmtdommedommeredomste
Partitivdomsdommers 

Gebrauchsbeispiele

Want zo dom waren ze niet, of dat wisten ze wel.
Ik zal zelfs proberen Julian het leven te redden, mocht hij iets doms doen.
Niettemin had zij een hekel aan juffrouw Greer en vond haar dom.
Waarom nemen armen zoveel domme beslissingen?
Waarom zijn wij zo dom?
De directeur gaf geen antwoord op die domme vraag.
Dat was erger dan het domste gepraat van uw vrienden.

Übersetzungen

Afrikaansstom; dom
Albanischmarrë
Dänischdum
Deutschalbern; dumm; dämlich
Englischstupid; silly; dull; dumb
Esperantostulta
Färöerischtápuligur
Finnischtyhmä
Französischidiot; sot; stupide
Italienischignorante; sciocco; stupido
Katalanischbeneit; estult; estúpid; neci; nici; toix
Lateinbardus; blennus; stultus
Luxemburgischblöd
Papiamentobobo; bubè; chambòn; sokete
Polnischgłupi
Portugiesischestulto; estúpido; imbecil; lerdo; lorpa; parvo; tolo
Russischглумый
Saterfriesischbieslänsk; dum; ferwoand; hoolfwies; hoolich; labberch
Schwedischdum
Spanischestólido; zote
Sranandon
Thaiโง่
Tschechischhloupý; pitomý
Türkischahmak; akılsız
Ungarischbuta
Westfriesischdom