Information über das Wort uittarten (Niederländisch → Esperanto: defii)

Synonyme: tarten, trotseren, uitdagen

WortartVerb

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) tart uit(ik) tartte uit
(jij) tart uit(jij) tartte uit
(hij) tart uit(hij) tartte uit
(wij) tarten uit(wij) tartten uit
(jullie) tarten uit(jullie) tartten uit
(gij) tart uit(gij) tarttet uit
(zij) tarten uit(zij) tartten uit
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) uittarte(dat ik) uittartte
(dat jij) uittarte(dat jij) uittartte
(dat hij) uittarte(dat hij) uittartte
(dat wij) uittarten(dat wij) uittartten
(dat jullie) uittarten(dat jullie) uittartten
(dat gij) uittartet(dat gij) uittarttet
(dat zij) uittarten(dat zij) uittartten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
tart uittart uit
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
uittartend, uittartende(hebben) uitgetart

Übersetzungen

Dänischudfordre
Deutschherausfordern; Trotz bieten; trotzen; standhalten; aushalten
Englischchallenge; defy
Esperantodefii
Färöerischbjóða av
Katalanischdesafiar
Portugiesischarrostar; desafiar; provocar
Spanischdesafiar
Tschechischvzdorovat