Information über das Wort binnengaan (Niederländisch → Esperanto: eniri)

Synonyme: binnenlopen, inslaan, intreden

WortartVerb
Aussprache/ˈbɪnə(ŋ)ɣan/
Trennungbin·nen·gaan

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) ga binnen(ik) ging binnen
(jij) gaat binnen(jij) ging binnen
(hij) gaat binnen(hij) ging binnen
(wij) gaan binnen(wij) gingen binnen
(jullie) gaan binnen(jullie) gingen binnen
(gij) gaat binnen(gij) gingt binnen
(zij) gaan binnen(zij) gingen binnen
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) binnenga(dat ik) binnenginge
(dat jij) binnenga(dat jij) binnenginge
(dat hij) binnenga(dat hij) binnenginge
(dat wij) binnengaan(dat wij) binnengingen
(dat jullie) binnengaan(dat jullie) binnengingen
(dat gij) binnengaat(dat gij) binnenginget
(dat zij) binnengaan(dat zij) binnengingen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
ga binnengaat binnen
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
binnengaand, binnengaande(zijn) binnengegaan

Gebrauchsbeispiele

De agenten gingen de woning aan de Gouverneurlaan binnen na een melding dat er mensen onwel waren geworden.
Aynger ging er binnen en wenkte de anderen.
Dat deed Arglistig en hij zag Lange Willem en de twee anderen een café binnengaan.
Ze keken hem na tot hij de wachtkamer binnenging.
Maar we zullen niet kunnen binnengaan totdat twee dingen uit dat vertrek verdwenen zijn.

Übersetzungen

Albanischaderoj; hyj
Dänischindtaste
Deutscheintreten; nach drinnen gehen; hineingehen; eingehen; einschlagen
Englischenter
Esperantoeniri
Färöerischfara inn
Französischentrer; entrer dans; entrer en
Italienischentrare
Malaiischmasuk
Papiamentodrenta
Polnischwejść
Portugiesischentrar
Rumänischintra
Russischвойти; входить
Saterfriesischientreede; ountreede
Scotsenter
Spanischentrar; montar; pasar a
Suaheli‐ingia
Thaiเข้า
Türkischgirmek