Informasie oor die woord hij (Nederlands → Esperanto: li)

Woordsoortpersoonlike voornaamwoord
Uitspraak/ɦɛi̯/ (sterke vorm), /i/ (zwakke vorm)
Afbrekinghij
Genitiefzijner /ˈzɛinər/
Datiefhem /hɛm/, /əm/, ’m /əm/
Akkusatiefhem, ’m

Voorbeelde van gebruik

Hij heeft deze kans op de koop toe genomen.
Dit zei hij zondag op de Britse televisie.
Toen keek hij met een brede grijns naar de anderen.
Zij moesten hem vergezellen en mij verslag uitbrengen.
Het zal hem slecht vergaan!
Ik wil een sigaret die zo afschuwelijk smaakt dat ik ’m niet wil roken.
Hij was treurig gestemd, want hij had geen kinderen en die wilde hij graag hebben.
De kerel grijnsde tegen zijn drie vrienden aan het tafeltje achter hem.
Ja, we lynchen ’m!
Hij sloot de ogen en vroeg zich af of hij het nog langer zou kunnen volhouden.
Maak ’m wakker!

Vertalinge

Afrikaanshy
Albaniesai
Deenshan
Duitser
Engelshe
Engels (Ou Engels)he
Esperantoli
Faroëeshann
Finshän; se
Fransil
Grieksαυτός
Grieks (Ou Grieks)αὐτός
Hawaiïesia; ʻoia; ʻoia ala; ʻoia nei
Hongaarső
Italiaanslui
Jamaikaanse Patoisim
Jiddisjער
Kabiliesnetta
Katalaansell
Luxemburgshien
Maleisbeliau
Nederduitshee
Noorshan
Papiamentse
Poolson
Portugeesele; ela
Roemeensdumnealui; el
Russiesон
Saterfrieser; hie
Skotshe
Skots-Gaeliese
Spaansél
Sranana
Sweedshan
Thaiเขา; แก; เขาผู้ชาย
Tsjeggieson
Turkso
Walliesef
Wes‐Frieshy; er
Yslandshann