Informasie oor die woord maat (Nederlands → Esperanto: kamarado)

Sinonieme: kameraad, kompaan, kornuit, makker, gabber

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/mat/
Afbrekingmaat
Geslagmanlik
Meervoudmaten, maats

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
maatjemaatjes

Voorbeelde van gebruik

Maats moeten elkaar niet verneuken, ook in ’t kleine niet.
En u wilt niet zeggen wie uw maat is?
Nou, ik zei net al tegen de dames hier dat ik op de avond van de moord met een paar maten heb zitten kaarten in de kroeg.
Met een kort woord zond de aannemer zijn maat stadswaarts om een politieagent te halen en begon daarna heer Bommel te helpen om de krijsende oude op zijn gemak te stellen.

Vertalinge

Afrikaansmaat; pêl
Deenskammerat
DuitsGenosse; Kamerad; Gefährte
Engelsbuddy; companion; comrade
Esperantokamarado; kompano
Faroëesfelagi; lagsbróðir
Franscamarade
Katalaanscamarada
Papiamentskompai; kompañero
Portugeescamarada; companheiro
Russiesтоварищ
SaterfriesGenosse; Kamroad; Moat
Spaanscamarada
Sweedskamrat; kompis
Tsjeggiesdruh; kamarád
Wes‐Frieskammeraat