Sinonieme: bezuinigen, sparen, uitsparen, uitzuinigen, oversparen, opzij leggen, opsparen
Vervoeging
Aantonende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(ik) win uit | (ik) won uit |
(jij) wint uit | (jij) won uit |
(hij) wint uit | (hij) won uit |
(wij) winnen uit | (wij) wonnen uit |
(jullie) winnen uit | (jullie) wonnen uit |
(gij) wint uit | (gij) wont uit |
(zij) winnen uit | (zij) wonnen uit |
Aanvoegende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(dat ik) uitwinne | (dat ik) uitwonne |
(dat jij) uitwinne | (dat jij) uitwonne |
(dat hij) uitwinne | (dat hij) uitwonne |
(dat wij) uitwinnen | (dat wij) uitwonnen |
(dat jullie) uitwinnen | (dat jullie) uitwonnen |
(dat gij) uitwinnet | (dat gij) uitwonnet |
(dat zij) uitwinnen | (dat zij) uitwonnen |
Gebiedende wys |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
win uit | wint uit |
Deelwoorde |
---|
Teenwoordige deelwoord | Verlede deelwoord |
---|
uitwinnend, uitwinnende | (hebben) uitgewonnen |