Informasie oor die woord plengen (Nederlands → Esperanto: verŝi)

Sinonieme: gieten, schenken, storten, vergieten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈplɛŋə(n)/
Afbrekingplen·gen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) pleng(ik) plengde
(jij) plengt(jij) plengde
(hij) plengt(hij) plengde
(wij) plengen(wij) plengden
(jullie) plengen(jullie) plengden
(gij) plengt(gij) plengdet
(zij) plengen(zij) plengden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) plenge(dat ik) plengde
(dat jij) plenge(dat jij) plengde
(dat hij) plenge(dat hij) plengde
(dat wij) plengen(dat wij) plengden
(dat jullie) plengen(dat jullie) plengden
(dat gij) plenget(dat gij) plengdet
(dat zij) plengen(dat zij) plengden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
plengplengt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
plengend, plengende(hebben) geplengd

Vertalinge

Albaniesderdh
Deensøse
Duitsgießen; schütten; schenken
Engelsshed
Esperantoverŝi
Faroëesskeinkja; stoyta
Finskaataa
Fransverser
Italiaansversare
Katalaansabocar; vessar
Nederduitsgeyten; geten
Papiamentsbasha
Poolslać
Portugeesderramar; despejar; verter
Saterfriesferjoote; joote; skoanke
Spaansderramar; verter
Sweedsgjuta; hälla; stöpa
Thaiรด
Tsjeggieslít; sypat; vylít
Turksakıtmak
Wes‐Friesjitte