Informasie oor die woord halen (Nederlands → Esperanto: venigi)

Sinonieme: betrekken, ontbieden, laten komen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦalə(n)/
Afbrekingha·len

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) haal(ik) haalde
(jij) haalt(jij) haalde
(hij) haalt(hij) haalde
(wij) halen(wij) haalden
(jullie) halen(jullie) haalden
(gij) haalt(gij) haaldet
(zij) halen(zij) haalden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) hale(dat ik) haalde
(dat jij) hale(dat jij) haalde
(dat hij) hale(dat hij) haalde
(dat wij) halen(dat wij) haalden
(dat jullie) halen(dat jullie) haalden
(dat gij) halet(dat gij) haaldet
(dat zij) halen(dat zij) haalden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
haalhaalt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
halend, halende(hebben) gehaald

Voorbeelde van gebruik

En intussen zullen we een dokter halen.
De timmerman werd uit zijn bed gehaald.

Vertalinge

Afrikaansontbied
Duitsentbieten; holen; kommen lassen; zurückbringen
Engelsget; bring; fetch
Esperantovenigi; holi
Faroëesfáa at koma; heinta
Portugeesfazer vir; ir buscar; mandar buscar
Saterfriesäntbjoode; hoalje; kuume läite