Informasie oor die woord aanhoren (Nederlands → Esperanto: aŭskulti)

Sinonieme: beluisteren, luisteren, luisteren naar, toehoren, toeluisteren, gehoor schenken, horen naar

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈanɦoːrə(n)/
Afbrekingaan·ho·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) hoor aan(ik) hoorde aan
(jij) hoort aan(jij) hoorde aan
(hij) hoort aan(hij) hoorde aan
(wij) horen aan(wij) hoorden aan
(jullie) horen aan(jullie) hoorden aan
(gij) hoort aan(gij) hoordet aan
(zij) horen aan(zij) hoorden aan
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) aanhore(dat ik) aanhoorde
(dat jij) aanhore(dat jij) aanhoorde
(dat hij) aanhore(dat hij) aanhoorde
(dat wij) aanhoren(dat wij) aanhoorden
(dat jullie) aanhoren(dat jullie) aanhoorden
(dat gij) aanhoret(dat gij) aanhoordet
(dat zij) aanhoren(dat zij) aanhoorden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hoor aanhoort aan
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
aanhorend, aanhorende(hebben) aangehoord

Voorbeelde van gebruik

Hoor mij aan, als het u behaagt!
Misschien kunt ge dan de ontwikkelingsgraad bereiken waarop ge kunst kunt aanhoren.
Ik kon het niet langer aanhoren en vluchtte naar mijn kamertje.
Hoort mij aan!
Ze waren bereid om alles aan te horen en de spreker bij iedere pauze toe te juichen.

Vertalinge

Afrikaansluister; luister na
Albaniesdëgjoj
Deenslytte; lytte til
Duitsanhören; aushorchen; zuhören; hinhören; lauschen; hören
Engelslisten to
Esperantoaŭskulti
Faroëeslurta
Finskuunnella
Fransécouter
Hongaarshallgat
Italiaansascoltare
Jamaikaanse Patoislisn
Kabiliessel; smeḥses
Katalaansauscultar; escoltar; exaudir
Latynauscultare
Nederduitsbelüsteren
Papiamentsscucha
Poolssłuchać
Portugeesdar atenção a; escutar; ouvir
Roemeensasculta
Russiesпослушать; слушать
Saterfrieslunkoorje; lusterje; pinkoorje; toulusterje; uutheere
Skotslisten
Skots-Gaeliesèisd
Spaansescuchar
Srananarki; yere
Sweedshöra; lyssna; åhöra
Thaiฝัง; ฟัง
Tsjeggiesnaslouchat; poslouchat
Turksdinlemek
Wes‐Friesbeharkje; harkje