Informasie oor die woord aanraken (Nederlands → Esperanto: tuŝi)

Sinonieme: aankomen, beroeren, toucheren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈanrakə(n)/
Afbrekingaan·ra·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) raak aan(ik) raakte aan
(jij) raakt aan(jij) raakte aan
(hij) raakt aan(hij) raakte aan
(wij) raken aan(wij) raakten aan
(jullie) raken aan(jullie) raakten aan
(gij) raakt aan(gij) raaktet aan
(zij) raken aan(zij) raakten aan
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) aanrake(dat ik) aanraakte
(dat jij) aanrake(dat jij) aanraakte
(dat hij) aanrake(dat hij) aanraakte
(dat wij) aanraken(dat wij) aanraakten
(dat jullie) aanraken(dat jullie) aanraakten
(dat gij) aanraket(dat gij) aanraaktet
(dat zij) aanraken(dat zij) aanraakten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
raak aanraakt aan
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
aanrakend, aanrakende(hebben) aangeraakt

Voorbeelde van gebruik

Maar aangezien u de parel niet hebt aangeraakt, kan ze geen toverkracht op u uitoefenen.
Raak je geweren niet aan of we schieten!
Ik raak geen ongelovigen aan, behalve met het zwaard.
En ook zijn we vlak bij de grens van Fangorn en men zegt dat het gevaarlijk is om de bomen van het bos aan te raken.

Vertalinge

Afrikaansaanraak
Deensberøre
Duitsrühren; anrühren; berühren; tangieren
Engelstouch
Esperantotuŝi
Faroëesnerta
Finskoskettaa
Franstoucher
Grieksαγγίζω
Italiaanstoccare
Katalaansafectar; concernir; tocar
Latyntangere
Maleissentuh
Papiamentsmishi
Portugeesbulir; mexer; tocar
Roemeensatinge
Saterfriesberüürje; roakje; röögje
Spaansestar en contacto; tocar
Srananfasi; meri
Sweedsberöra
Thaiจด; ต้อง; แตะ; แตะต้อง
Wes‐Friesoanreitsje; oanroere