Informasie oor die woord zinken (Nederlands → Esperanto: sinki)

Sinonieme: inzinken, wegzakken, neerzijgen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈzɪŋkə(n)/
Afbrekingzin·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) zink(ik) zonk
(jij) zinkt(jij) zonk
(hij) zinkt(hij) zonk
(wij) zinken(wij) zonken
(jullie) zinken(jullie) zonken
(gij) zinkt(gij) zonkt
(zij) zinken(zij) zonken
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) zinke(dat ik) zonke
(dat jij) zinke(dat jij) zonke
(dat hij) zinke(dat hij) zonke
(dat wij) zinken(dat wij) zonken
(dat jullie) zinken(dat jullie) zonken
(dat gij) zinket(dat gij) zonket
(dat zij) zinken(dat zij) zonken
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zinkzinkt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
zinkend, zinkende(zijn) gezonken

Voorbeelde van gebruik

Het schip verkeert in zinkende toestand.
Zonder averij aan haar bodem leek zij geen gevaar te lopen om te zinken zoals de Repton.
Maar hij zegt dat wij de trommel moeten laten zinken.
Hij zal zinken.

Vertalinge

Deenssynke
Engelssink
Engels (Ou Engels)sincan
Esperantosinki
Faroëessøkka
Italiaansaffondare
Jiddisjזינקען
Papiamentszink
Sweedssjunka
Turksbatırmak
Wes‐Friessinke