Informasie oor die woord opzenden (Nederlands → Esperanto: sendi)

Sinonieme: doen toekomen, opsturen, sturen, zenden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpsɛnsə(n)/
Afbrekingop·zen·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) zend op(ik) zond op
(jij) zendt op(jij) zond op
(hij) zendt op(hij) zond op
(wij) zenden op(wij) zonden op
(jullie) zenden op(jullie) zonden op
(gij) zendt op(gij) zondt op
(zij) zenden op(zij) zonden op
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) opzende(dat ik) opzonde
(dat jij) opzende(dat jij) opzonde
(dat hij) opzende(dat hij) opzonde
(dat wij) opzenden(dat wij) opzonden
(dat jullie) opzenden(dat jullie) opzonden
(dat gij) opzendet(dat gij) opzondet
(dat zij) opzenden(dat zij) opzonden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zend opzendt op
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
opzendend, opzendende(hebben) opgezonden

Vertalinge

Afrikaansstuur
Albaniesdërgoj
Deenssende
Duitsschicken; senden; einsenden
Engelssend; transmit; remit; submit
Engels (Ou Engels)asendan; onsendan; sendan
Esperantosendi
Faroëessenda
Finslähettää
Fransadresser; envoyer
Hongaarsküld
Italiaansmandare
Katalaansenviar; trametre
Latynmittere
Luxemburgsschécken
Maleiskirim
Nederduitsstüren; senden
Noorssende
Poolsposyłać
Portugeesenviar; mandar; remeter
Roemeensexpedia; trimite
Russiesпослать; посылать
Saterfriesienseende; seende
Skotssend
Skots-Gaeliescuir
Spaansdespachar; enviar; expedir
Srananseni
Sweedssända
Thaiส่ง
Turksgöndermek; yollamak
Wes‐Friesstjoere
Yslandssenda