Informasie oor die woord zenden (Nederlands → Esperanto: sendi)

Sinonieme: doen toekomen, opsturen, opzenden, sturen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈzɛndə(n)/
Afbrekingzen·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) zend(ik) zond
(jij) zendt(jij) zond
(hij) zendt(hij) zond
(wij) zenden(wij) zonden
(jullie) zenden(jullie) zonden
(gij) zendt(gij) zondt
(zij) zenden(zij) zonden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) zende(dat ik) zonde
(dat jij) zende(dat jij) zonde
(dat hij) zende(dat hij) zonde
(dat wij) zenden(dat wij) zonden
(dat jullie) zenden(dat jullie) zonden
(dat gij) zendet(dat gij) zondet
(dat zij) zenden(dat zij) zonden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zendzendt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
zendend, zendende(hebben) gezonden

Voorbeelde van gebruik

Hij zond een deel van zijn bemanning op hun schip, en nu ging het met volle spoed naar het vaderland.
Zo, zo, Dalan heeft u dus gezonden.

Vertalinge

Afrikaansstuur
Albaniesdërgoj
Deenssende
Duitsschicken; senden; einsenden
Engelssend
Engels (Ou Engels)asendan; onsendan; sendan
Esperantosendi
Faroëessenda
Finslähettää
Fransadresser; envoyer
Hongaarsküld
Italiaansmandare
Katalaansenviar; trametre
Latynmittere
Luxemburgsschécken
Maleiskirim
Nederduitsstüren; senden
Noorssende
Poolsposyłać
Portugeesenviar; mandar; remeter
Roemeensexpedia; trimite
Russiesпослать; посылать
Saterfriesienseende; seende
Skotssend
Skots-Gaeliescuir
Spaansdespachar; enviar; expedir
Srananseni
Sweedssända
Thaiส่ง
Turksgöndermek; yollamak
Wes‐Friesstjoere
Yslandssenda