Informasie oor die woord branden (Nederlands → Esperanto: rosti)

Sinonieme: braden, roosteren, grillen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbrɑndə(n)/
Afbrekingbran·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) brand(ik) brandde
(jij) brandt(jij) brandde
(hij) brandt(hij) brandde
(wij) branden(wij) brandden
(jullie) branden(jullie) brandden
(gij) brandt(gij) branddet
(zij) branden(zij) brandden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) brande(dat ik) brandde
(dat jij) brande(dat jij) brandde
(dat hij) brande(dat hij) brandde
(dat wij) branden(dat wij) brandden
(dat jullie) branden(dat jullie) brandden
(dat gij) brandet(dat gij) branddet
(dat zij) branden(dat zij) brandden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
brandbrandt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
brandend, brandende(hebben) gebrand

Vertalinge

Deensstege
Duitsbraten; rösten
Engelsroast
Esperantorosti
Faroëessteikja
Finspaistaa
Fransgriller; rôtir
Katalaansrostir; torrar
Nederduitsgrillen; bråden
Noorssteke
Papiamentsrosti; rosto; tost
Portugeesassar; torrar; tostar
Roemeensfrige; prăji
Saterfriesbräide; rosterje; rusterje
Spaansasar; tostar
Sweedshalstra; rosta
Tsjeggiesopékat; péci; pražit; smažit; upražit
Wes‐Friesbriede