Informasie oor die woord roeien (Nederlands → Esperanto: remi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrujə(n)/
Afbrekingroei·en

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) roei(ik) roeide
(jij) roeit(jij) roeide
(hij) roeit(hij) roeide
(wij) roeien(wij) roeiden
(jullie) roeien(jullie) roeiden
(gij) roeit(gij) roeidet
(zij) roeien(zij) roeiden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) roeie(dat ik) roeide
(dat jij) roeie(dat jij) roeide
(dat hij) roeie(dat hij) roeide
(dat wij) roeien(dat wij) roeiden
(dat jullie) roeien(dat jullie) roeiden
(dat gij) roeiet(dat gij) roeidet
(dat zij) roeien(dat zij) roeiden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
roeiroeit
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
roeiend, roeiende(hebben) geroeid

Voorbeelde van gebruik

Ik liet me dadelijk naar Matagorda roeien om na te gaan of ik spoedig passage naar Quintana kon krijgen.
Zij roeiden met hun tweeën en elk kwartier werd er een afgelost.
Roei voor je leven!
Anthony roeide naar de wal, en enkele ogenblikken later hadden zij zich bij lord Caterham en zijn dochter gevoegd.
In drie van die boten zijn wij de Anduin af geroeid naar de waterval.

Vertalinge

Deensro
Duitsrudern
Engelsrow
Esperantoremi
Faroëesrógva
Finssoutaa
Fransramer
Katalaansremar
Latynremigare
Papiamentsrema
Portugeesremar
Russiesгрести
Saterfriesrjoomje; roie; ruuderje; wrikje
Skotsrowe
Spaansremar
Srananlo
Tsjeggiesveslovat
Wes‐Friesroeie