Informasie oor die woord hangen (Nederlands → Esperanto: pendigi)

Sinonieme: ophangen, opknopen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦɑŋə(n)/
Afbrekinghan·gen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) hang(ik) hing
(jij) hangt(jij) hing
(hij) hangt(hij) hing
(wij) hangen(wij) hingen
(jullie) hangen(jullie) hingen
(gij) hangt(gij) hingt
(zij) hangen(zij) hingen
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) hange(dat ik) hinge
(dat jij) hange(dat jij) hinge
(dat hij) hange(dat hij) hinge
(dat wij) hangen(dat wij) hingen
(dat jullie) hangen(dat jullie) hingen
(dat gij) hanget(dat gij) hinget
(dat zij) hangen(dat zij) hingen
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hanghangt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
hangend, hangende(hebben) gehangen

Voorbeelde van gebruik

Hij hing het aan de genoemde knop en wilde zijn oude hoed erbij hangen.
Ik ben benieuwd of die werklieden hem al boven mijn deur hebben gehangen, jonge vriend!

Vertalinge

Deenshænge op
Duitsanhängen; aufhängen; erhängen; henken; hängen
Engelshang
Esperantopendigi
Faroëesheingja
Franssuspendre
Italiaanssospendere
Noorshenge opp; henge
Papiamentshorka
Poolspowiesić
Saterfriesanhongje; aphongje
Spaanscolgar
Sweedshänga upp
Thaiแขวน
Turksasmak
Wes‐Frieshingje
Yslandshengja