Informasie oor die woord schrijden (Nederlands → Esperanto: paŝi)

Sinonieme: lopen, stappen, treden, banjeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxrɛi̯də(n)/
Afbrekingschrij·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) schrijd(ik) schreed
(jij) schrijdt(jij) schreed
(hij) schrijdt(hij) schreed
(wij) schrijden(wij) schreden
(jullie) schrijden(jullie) schreden
(gij) schrijdt(gij) schreedt
(zij) schrijden(zij) schreden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) schrijde(dat ik) schrede
(dat jij) schrijde(dat jij) schrede
(dat hij) schrijde(dat hij) schrede
(dat wij) schrijden(dat wij) schreden
(dat jullie) schrijden(dat jullie) schreden
(dat gij) schrijdet(dat gij) schredet
(dat zij) schrijden(dat zij) schreden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schrijdschrijdt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
schrijdend, schrijdende(hebben/zijn) geschreden

Voorbeelde van gebruik

Plechtstatig schreden wij naar de rivier, waar de gevangenen aan de kapitein werden overgedragen, die hen, in ons bijzijn, in verzekerde bewaring stelde.

Vertalinge

Afrikaansstap
Deenstræde
Duitsschreiten; treten
Engelsstalk
Esperantopaŝi
Faroëesganga fet fyri fet
Fransfaire les cent pas
Katalaanscaminar
Latyngradi
Portugeesandar; caminhar; dar um passo
Roemeenscălca; păși
Saterfriesstappe; treede
Spaanscaminar; dar pasos; gestionar
Thaiก้าว