Informasie oor die woord krenken (Nederlands → Esperanto: ofendi)

Sinonieme: beledigen, grieven, kwetsen, verongelijken, onrecht aandoen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkrɛŋkə(n)/
Afbrekingkren·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) krenk(ik) krenkte
(jij) krenkt(jij) krenkte
(hij) krenkt(hij) krenkte
(wij) krenken(wij) krenkten
(jullie) krenken(jullie) krenkten
(gij) krenkt(gij) krenktet
(zij) krenken(zij) krenkten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) krenke(dat ik) krenkte
(dat jij) krenke(dat jij) krenkte
(dat hij) krenke(dat hij) krenkte
(dat wij) krenken(dat wij) krenkten
(dat jullie) krenken(dat jullie) krenkten
(dat gij) krenket(dat gij) krenktet
(dat zij) krenken(dat zij) krenkten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
krenkkrenkt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
krenkend, krenkende(hebben) gekrenkt

Voorbeelde van gebruik

„Wacht eens even!” riep de pastoor gekrenkt.
Ik in ieder geval zou er niet over piekeren uw waardigheid te krenken!

Vertalinge

Deensfornærme
Duitsbeleidigen; kränken; verletzen
Engelsoffend; hurt
Esperantoofendi
Faroëesgera firtnan; misbjóða; skemma
Fransoffenser
Italiaansinsultare; offendere
Katalaansofendre
Luxemburgsbeleedegen; beleidegen
Noorsfornærme
Papiamentsofendé
Poolsobrażać
Portugeesinjuriar; ofender; ultrajar
Saterfriesbeseerje; kroanke
Spaansofender
Srananafrontu
Sweedsförnärma; förölämpa
Tsjeggiesranit
Turksacıtmak
Wes‐Friesmisledigje
Yslandsmóðga