Informasie oor die woord varen (Nederlands → Esperanto: navigi)

Sinoniem: navigeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈvaːrə(n)/
Afbrekingva·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) vaar(ik) voer
(jij) vaart(jij) voer
(hij) vaart(hij) voer
(wij) varen(wij) voeren
(jullie) varen(jullie) voeren
(gij) vaart(gij) voert
(zij) varen(zij) voeren
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) vare(dat ik) voere
(dat jij) vare(dat jij) voere
(dat hij) vare(dat hij) voere
(dat wij) varen(dat wij) voeren
(dat jullie) varen(dat jullie) voeren
(dat gij) varet(dat gij) voeret
(dat zij) varen(dat zij) voeren
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vaarvaart
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
varend, varende(hebben/zijn) gevaren

Vertalinge

Duitsfahren
Engelsnavigate
Esperantonavigi; navigacii
Faroëesstýra
Fransnaviguer
Portugeesnavegar
Saterfriesfoare
Spaansnavegar
Wes‐Friesfarre