Informasie oor die woord trekken (Nederlands → Esperanto: migri)

Sinonieme: rondreizen, rondtrekken, zwerven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtrɛkə(n)/
Afbrekingtrek·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) trek(ik) trok
(jij) trekt(jij) trok
(hij) trekt(hij) trok
(wij) trekken(wij) trokken
(jullie) trekken(jullie) trokken
(gij) trekt(gij) trokt
(zij) trekken(zij) trokken
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) trekke(dat ik) trokke
(dat jij) trekke(dat jij) trokke
(dat hij) trekke(dat hij) trokke
(dat wij) trekken(dat wij) trokken
(dat jullie) trekken(dat jullie) trokken
(dat gij) trekket(dat gij) trokket
(dat zij) trekken(dat zij) trokken
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
trektrekt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
trekkend, trekkende(hebben/zijn) getrokken

Vertalinge

Duitswandern; ziehen
Engelstrek
Esperantomigri
Faroëesfjakka
Finsvaeltaa
Fransvoyager au loin
Katalaansmigrar
Latynmigrare
Nederduitstrekken
Portugeescorrer terras; transmigrar
Saterfrieswonderje
Spaanscorrer mundo; mudarse de país