Informasie oor die woord rondreizen (Nederlands → Esperanto: migri)

Sinonieme: rondtrekken, trekken, zwerven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrɔntrɛi̯zə(n)/
Afbrekingrond·rei·zen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) reis rond(ik) reiste rond
(jij) reist rond(jij) reiste rond
(hij) reist rond(hij) reiste rond
(wij) reizen rond(wij) reisten rond
(jullie) reizen rond(jullie) reisten rond
(gij) reist rond(gij) reistet rond
(zij) reizen rond(zij) reisten rond
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) rondreize(dat ik) rondreiste
(dat jij) rondreize(dat jij) rondreiste
(dat hij) rondreize(dat hij) rondreiste
(dat wij) rondreizen(dat wij) rondreisten
(dat jullie) rondreizen(dat jullie) rondreisten
(dat gij) rondreizet(dat gij) rondreistet
(dat zij) rondreizen(dat zij) rondreisten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
reis rondreist rond
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
rondreizend, rondreizende(hebben) rondgereist

Voorbeelde van gebruik

Hij reist hier in de streek rond.

Vertalinge

Duitswandern; ziehen
Engelsroam; wander; wander about; trek
Esperantomigri
Faroëesfjakka
Finsvaeltaa
Fransvoyager au loin
Katalaansmigrar
Latynmigrare
Nederduitstrekken
Portugeescorrer terras; transmigrar
Saterfrieswonderje
Spaanscorrer mundo; mudarse de país