Informasie oor die woord besturen (Nederlands → Esperanto: mastrumi)

Sinonieme: beheren, huishouden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈstyːrə(n)/
Afbrekingbe·stu·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) bestuur(ik) bestuurde
(jij) bestuurt(jij) bestuurde
(hij) bestuurt(hij) bestuurde
(wij) besturen(wij) bestuurden
(jullie) besturen(jullie) bestuurden
(gij) bestuurt(gij) bestuurdet
(zij) besturen(zij) bestuurden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) besture(dat ik) bestuurde
(dat jij) besture(dat jij) bestuurde
(dat hij) besture(dat hij) bestuurde
(dat wij) besturen(dat wij) bestuurden
(dat jullie) besturen(dat jullie) bestuurden
(dat gij) besturet(dat gij) bestuurdet
(dat zij) besturen(dat zij) bestuurden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bestuurbestuurt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
besturend, besturende(hebben) bestuurd

Vertalinge

Deensholde hus
Duitshaushalten; wirtschaften
Engelsmanage
Esperantomastrumi
Katalaansadminstrar; dirigir; mestressejar
Portugeesadministrar casa
Saterfrieshuushoolde; wirtschafje; wirtskafje
Spaanscuidar la casa; llevar la casa