Informasie oor die woord etenswaar (Nederlands → Esperanto: manĝaĵo)

Sinonieme: eten, gerecht, spijs

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/ˈetənsʋaːr/
Afbrekingetens·waar
Geslaghistories vroulik, teënwoordig ook manlik
Meervoudetenswaren

Voorbeelde van gebruik

Zaten de ongelukkigen wellicht zonder etenswaren op vijftienhonderd voet beneden de grond opgesloten?
Puc deed een stap achteruit toen ze neerknielde en begon met het uitpakken van de etenswaren.

Vertalinge

Afrikaanskos
Deensmad
DuitsGericht; Speise
Engelsfood; meal
Engels (Ou Engels)andleofen; biwist; foda; fostor; mete
Esperantomanĝaĵo
Faroëesmatur
Fransnourriture
Hongaarsétel
Jamaikaanse Patoisfuud
Nederduitseaten
Papiamentskuminda
Poolspotrawa
Portugeesalimento
Roemeensaliment
Russiesблюда
SaterfriesSpiese
Skots-Gaeliesbiadh
Spaansmanjar; plato
Sranannyanyan
Swahilichakula
Sweedsmat; maträtt
Tagalogpagkain
Thaiอาหาร
Tsjeggiesjídlo; pokrm
Turksbesin; azık
Walliesbwyd
Wes‐Friesiten
Yslandsmatur