Informasie oor die woord ontsluiten (Nederlands → Esperanto: malŝlosi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔntˈslœy̯tə(n)/
Afbrekingont·slui·ten

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) ontsluit(ik) ontsloot
(jij) ontsluit(jij) ontsloot
(hij) ontsluit(hij) ontsloot
(wij) ontsluiten(wij) ontsloten
(jullie) ontsluiten(jullie) ontsloten
(gij) ontsluit(gij) ontsloot
(zij) ontsluiten(zij) ontsloten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) ontsluite(dat ik) ontslote
(dat jij) ontsluite(dat jij) ontslote
(dat hij) ontsluite(dat hij) ontslote
(dat wij) ontsluiten(dat wij) ontsloten
(dat jullie) ontsluiten(dat jullie) ontsloten
(dat gij) ontsluitet(dat gij) ontslotet
(dat zij) ontsluiten(dat zij) ontsloten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ontsluitontsluit
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
ontsluitend, ontsluitende(hebben) ontsloten

Voorbeelde van gebruik

Elke dag ontsluit ik de ondoordringbare ijzeren deur en breng een nieuwe kaars aan.
De conducteur kwam hen tegemoet om de deur te ontsluiten.
Ik ontsloot hem en duwde met al mijn kracht.

Vertalinge

Duitsaufschließen
Engelsunlock
Esperantomalŝlosi
Fransouvrir
Portugeesabrir
Roemeensdebloca; descuia
Saterfrieseepenmoakje; eepensluute
Walliesdatgloi