Informasie oor die woord verminderen (Nederlands → Esperanto: malpliiĝi)

Sinonieme: afnemen, slinken, tanen, verflauwen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈmɪndərə(n)/
Afbrekingver·min·de·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) verminder(ik) verminderde
(jij) vermindert(jij) verminderde
(hij) vermindert(hij) verminderde
(wij) verminderen(wij) verminderden
(jullie) verminderen(jullie) verminderden
(gij) vermindert(gij) verminderdet
(zij) verminderen(zij) verminderden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) vermindere(dat ik) verminderde
(dat jij) vermindere(dat jij) verminderde
(dat hij) vermindere(dat hij) verminderde
(dat wij) verminderen(dat wij) verminderden
(dat jullie) verminderen(dat jullie) verminderden
(dat gij) verminderet(dat gij) verminderdet
(dat zij) verminderen(dat zij) verminderden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vermindervermindert
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
verminderend, verminderende(zijn) verminderd

Voorbeelde van gebruik

De volgende dag was de ontevredenheid nog niets verminderd en er werd duidelijk naar een gelegenheid gezocht om herrie te schoppen.
Aalmoezenier Hardy zette zich schrap in de deuropening toen de acceleratie van het vaartuig plotseling verminderde, om vervolgens weer toe te nemen.
De vruchten zijn eetbaar, maar hebben een enigszins bittere smaak die vermindert door het koken van de vruchten.

Vertalinge

Afrikaansverminder
Engelsdecrease; diminish; reduce; dwindle; ease
Esperantomalpliiĝi
Franss’abaisser; s’amoindrir
Italiaansdiminuire
Spaansamainar; decrecer; disminuir; menguar