Informasie oor die woord aanroepen (Nederlands → Esperanto: alvoki)

Sinonieme: oproepen, praaien

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈanrupən/
Afbrekingaan·roe·pen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) roep aan(ik) riep aan
(jij) roept aan(jij) riep aan
(hij) roept aan(hij) riep aan
(wij) roepen aan(wij) riepen aan
(jullie) roepen aan(jullie) riepen aan
(gij) roept aan(gij) riept aan
(zij) roepen aan(zij) riepen aan
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) aanroepe(dat ik) aanriepe
(dat jij) aanroepe(dat jij) aanriepe
(dat hij) aanroepe(dat hij) aanriepe
(dat wij) aanroepen(dat wij) aanriepen
(dat jullie) aanroepen(dat jullie) aanriepen
(dat gij) aanroepet(dat gij) aanriepet
(dat zij) aanroepen(dat zij) aanriepen
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
roep aanroept aan
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
aanroepend, aanroepende(hebben) aangeroepen

Voorbeelde van gebruik

En u hebt besloten wat u zult antwoorden wanneer we worden aangeroepen?
Maar Elvira had al een taxi aangeroepen.

Vertalinge

Duitsanrufen; zurufen
Engelsinvoke; call; hail
Esperantoalvoki
Faroëesrópa til sín
Fransinvoquer
Katalaanstrucar
Latynadvocare
Portugeesapelar; chamar; invocar
Saterfriesanroupe; tourupe
Spaansllamar
Sranankari
Sweedsanropa; åkalla
Wes‐Friesoanroppe; oproppe