Informasie oor die woord gunnen (Nederlands → Esperanto: malenvii)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɣɵnə(n)/
Afbrekinggun·nen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) gun(ik) gunde
(jij) gunt(jij) gunde
(hij) gunt(hij) gunde
(wij) gunnen(wij) gunden
(jullie) gunnen(jullie) gunden
(gij) gunt(gij) gundet
(zij) gunnen(zij) gunden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) gunne(dat ik) gunde
(dat jij) gunne(dat jij) gunde
(dat hij) gunne(dat hij) gunde
(dat wij) gunnen(dat wij) gunden
(dat jullie) gunnen(dat jullie) gunden
(dat gij) gunnet(dat gij) gundet
(dat zij) gunnen(dat zij) gunden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
gungunt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
gunnend, gunnende(hebben) gegund

Voorbeelde van gebruik

Gun je me nu weer niet dat ik belangrijke bezigheden heb?
Men moet anderen hun plezier gunnen, nietwaar?
Maar ach, waarom de kerel zijn plezier niet gegund?

Vertalinge

Duitsgönnen
Esperantomalenvii