Informasie oor die woord aanwennen (Nederlands → Esperanto: kutimigi)

Sinonieme: gewoon maken, wennen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈanʋɛnə(n)/
Afbrekingaan·wen·nen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) wen aan(ik) wende aan
(jij) went aan(jij) wende aan
(hij) went aan(hij) wende aan
(wij) wennen aan(wij) wenden aan
(jullie) wennen aan(jullie) wenden aan
(gij) went aan(gij) wendet aan
(zij) wennen aan(zij) wenden aan
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) aanwenne(dat ik) aanwende
(dat jij) aanwenne(dat jij) aanwende
(dat hij) aanwenne(dat hij) aanwende
(dat wij) aanwennen(dat wij) aanwenden
(dat jullie) aanwennen(dat jullie) aanwenden
(dat gij) aanwennet(dat gij) aanwendet
(dat zij) aanwennen(dat zij) aanwenden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wen aanwent aan
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
aanwennend, aanwennende(hebben) aangewend

Vertalinge

Duitsgewöhnen; angewöhnen; zu einer Gewohnheit bringen
Engelsaccustom; acclimatize
Esperantokutimigi
Fransaccoutumer; habituer
Nederduitswennen
Saterfrieswoane
Turksalıştırmak
Wes‐Friesoanwenne