Informasie oor die woord voegen (Nederlands → Esperanto: konveni)

Sinonieme: betamen, conveniëren, gelegen komen, passen, schikken, uitkomen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) voeg(ik) voegde
(jij) voegt(jij) voegde
(hij) voegt(hij) voegde
(wij) voegen(wij) voegden
(jullie) voegen(jullie) voegden
(gij) voegt(gij) voegdet
(zij) voegen(zij) voegden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) voege(dat ik) voegde
(dat jij) voege(dat jij) voegde
(dat hij) voege(dat hij) voegde
(dat wij) voegen(dat wij) voegden
(dat jullie) voegen(dat jullie) voegden
(dat gij) voeget(dat gij) voegdet
(dat zij) voegen(dat zij) voegden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
voegvoegt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
voegend, voegende(hebben) gevoegd

Vertalinge

Afrikaanspas
Duitsbehagen; fügen; ziemen; geziemen; angebracht sein; am Platze sein; passen; angemessen sein; passend sein; zusagen; sich gehören; sich schicken; sich gebühren
Engelssuit
Esperantokonveni
Faroëeshóska; søma
Finssopia
Fransconvenir
Katalaansconvenir
Portugeesconvir; ser apropriado; ser conveniente
Saterfriesföigje; gelain kuume; paasje
Spaansconvenir; ser conveniente
Wes‐Friespasse