Informasie oor die woord opdragen (Nederlands → Esperanto: komisii)

Sinonieme: opdracht geven, belasten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔbdraɣə(n)/
Afbrekingop·dra·gen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) draag op(ik) droeg op
(jij) draagt op(jij) droeg op
(hij) draagt op(hij) droeg op
(wij) dragen op(wij) droegen op
(jullie) dragen op(jullie) droegen op
(gij) draagt op(gij) droegt op
(zij) dragen op(zij) droegen op
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) opdrage(dat ik) opdroege
(dat jij) opdrage(dat jij) opdroege
(dat hij) opdrage(dat hij) opdroege
(dat wij) opdragen(dat wij) opdroegen
(dat jullie) opdragen(dat jullie) opdroegen
(dat gij) opdraget(dat gij) opdroeget
(dat zij) opdragen(dat zij) opdroegen
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
draag opdraagt op
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
opdragend, opdragende(hebben) opgedragen

Voorbeelde van gebruik

„Er is mij opgedragen”, zei Maltby, „in alle opzichten medewerking te verlenen”.
En dus raadde hij me aan jou dit werk op te dragen.
Daarom draag ik jou deze taak op.
„Neem je gewonde vriend mee”, droeg de jonge soldaat Laurie op.
Het zal geschieden zoals u het mij hebt opgedragen.
Jammer dat je je been gebroken hebt zodat je niet kan doen wat ik je opdraag.
De heer Dorknoper heeft het u opgedragen!

Vertalinge

Duitsbeauftragen; betrauen; einen Auftrag erteilen; übertragen; übergeben
Engelsassign; charge; instruct; commission
Esperantokomisii
Faroëeslata
Finsantaa tehtäväksi
Franscharger; confier une tâche
Katalaansencarregar
Portugeescomissionar; incumbir
Roemeensîncredința
Saterfriesbeapdreege; betrjoue
Spaanscomisionar; encargar