Informasie oor die woord ómzetten (Nederlands → Esperanto: inverti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔmzɛtə(n)/
Afbrekingom·zet·ten

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) zet om(ik) zette om
(jij) zet om(jij) zette om
(hij) zet om(hij) zette om
(wij) zetten om(wij) zetten om
(jullie) zetten om(jullie) zetten om
(gij) zet om(gij) zettet om
(zij) zetten om(zij) zetten om
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) omzette(dat ik) omzette
(dat jij) omzette(dat jij) omzette
(dat hij) omzette(dat hij) omzette
(dat wij) omzetten(dat wij) omzetten
(dat jullie) omzetten(dat jullie) omzetten
(dat gij) omzettet(dat gij) omzettet
(dat zij) omzetten(dat zij) omzetten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zet omzet om
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
omzettend, omzettende(hebben) omgezet