Informasie oor die woord duiden (Nederlands → Esperanto: interpreti)

Sinonieme: interpreteren, opvatten, uitleggen, verklaren, vertolken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdœy̯də(n)/
Afbrekingdui·den

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) duid(ik) duidde
(jij) duidt(jij) duidde
(hij) duidt(hij) duidde
(wij) duiden(wij) duidden
(jullie) duiden(jullie) duidden
(gij) duidt(gij) duiddet
(zij) duiden(zij) duidden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) duide(dat ik) duidde
(dat jij) duide(dat jij) duidde
(dat hij) duide(dat hij) duidde
(dat wij) duiden(dat wij) duidden
(dat jullie) duiden(dat jullie) duidden
(dat gij) duidet(dat gij) duiddet
(dat zij) duiden(dat zij) duidden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
duidduidt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
duidend, duidende(hebben) geduid

Voorbeelde van gebruik

„Als ik de tekenen juist duid,” antwoordde Gersen, „heb ik u verbaasd door het noemen van zoveel geld.”

Vertalinge

Duitsauslegen; deuten; dolmetschen; interpretieren; verdolmetschen; erklären; darstellen; verkörpern
Engelsinterpret
Esperantointerpreti
Faroëestolka; tulka
Finstulkita
Fransinterpréter
Italiaansinterpretare
Katalaansinterpretar
Papiamentsinterpretá
Portugeesentender; interpretar; traduzir
Roemeensinterpreta
Saterfriesdolmätskje; interpretierje; tjuude; uutlääse
Spaansinterpretar
Sweedstolka
Yslandstúlka; þýða