Informasie oor die woord aangeven (Nederlands → Esperanto: indiki)

Sinonieme: aanduiden, aanwijzen, beduiden, uitduiden, wijzen, wijzen op

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈaŋɣevə(n)/
Afbrekingaan·ge·ven

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) geef aan(ik) gaf aan
(jij) geeft aan(jij) gaf aan
(hij) geeft aan(hij) gaf aan
(wij) geven aan(wij) gaven aan
(jullie) geven aan(jullie) gaven aan
(gij) geeft aan(gij) gaaft aan
(zij) geven aan(zij) gaven aan
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) aangeve(dat ik) aangave
(dat jij) aangeve(dat jij) aangave
(dat hij) aangeve(dat hij) aangave
(dat wij) aangeven(dat wij) aangaven
(dat jullie) aangeven(dat jullie) aangaven
(dat gij) aangevet(dat gij) aangavet
(dat zij) aangeven(dat zij) aangaven
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
geef aangeeft aan
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
aangevend, aangevende(hebben) aangegeven

Voorbeelde van gebruik

De thermometer geeft dan nog maar 7 graden aan.
Sandy keek in de aangegeven richting.

Vertalinge

Deensangive
Duitsandeuten; weisen; anweisen; zeigen; anzeigen; angeben; hinweisen auf; deuten auf; aufweisen
Engelsindicate
Esperantoindiki
Finsviitata
Fransdésigner; indiquer
Italiaansindicare; mostrare
Katalaansassenyalar; ensenyar; indicar
Nederduitsanwysen
Papiamentsindiká
Portugeesindicar
Saterfriesantjuude; anwiese; wiese
Spaansindicar; señalar
Sranansori
Sweedsutpeka
Thaiชี้; ชี้ให้เห็น
Wes‐Friesoantsjutte; oanwize