Informasie oor die woord bespoedigen (Nederlands → Esperanto: akceli)

Sinonieme: accelereren, gas geven, verhaasten, versnellen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈspudəɣə(n)/
Afbrekingbe·spoe·di·gen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) bespoedig(ik) bespoedigde
(jij) bespoedigt(jij) bespoedigde
(hij) bespoedigt(hij) bespoedigde
(wij) bespoedigen(wij) bespoedigden
(jullie) bespoedigen(jullie) bespoedigden
(gij) bespoedigt(gij) bespoedigdet
(zij) bespoedigen(zij) bespoedigden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) bespoedige(dat ik) bespoedigde
(dat jij) bespoedige(dat jij) bespoedigde
(dat hij) bespoedige(dat hij) bespoedigde
(dat wij) bespoedigen(dat wij) bespoedigden
(dat jullie) bespoedigen(dat jullie) bespoedigden
(dat gij) bespoediget(dat gij) bespoedigdet
(dat zij) bespoedigen(dat zij) bespoedigden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bespoedigbespoedigt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
bespoedigend, bespoedigende(hebben) bespoedigd

Voorbeelde van gebruik

Deze strijd zou onze ondergang nog bespoedigen.
Wie weet bespoedigt het de zaken enorm.
Ik dacht dat ik daarmee misschien zijn vertrek bespoedigde, zodat ik weer met mijn echte werk zou kunnen verdergaan en zette mij aan die omvangrijke taak.

Vertalinge

Duitsbeeilen; beschleunigen; fördern; befördern; akzelerieren
Engelsaccelerate; speed up; hasten
Esperantoakceli
Faroëesskunda undir
Finskiihdyttää
Fransaccélerer; encourager; faire progresser; favoriser; forcer; hâter; précipiter; presser; accélérer
Hongaarsgyorsít
Italiaansaccelerare
Katalaansaccelerar; fer progressar
Latynaccelerare
Portugeesacelerar; adiantar; apressar; atirar; aumentar a velocidade de
Saterfriesbe‐ielje; föärderje; foudels moakje; hästerje; toumoakje
Spaansacelerar; activar; adelantar; apresurar