Informasie oor die woord praaien (Nederlands → Esperanto: hoji)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈpraːjə(n)/
Afbrekingpraai·en

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) praai(ik) praaide
(jij) praait(jij) praaide
(hij) praait(hij) praaide
(wij) praaien(wij) praaiden
(jullie) praaien(jullie) praaiden
(gij) praait(gij) praaidet
(zij) praaien(zij) praaiden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) praaie(dat ik) praaide
(dat jij) praaie(dat jij) praaide
(dat hij) praaie(dat hij) praaide
(dat wij) praaien(dat wij) praaiden
(dat jullie) praaien(dat jullie) praaiden
(dat gij) praaiet(dat gij) praaidet
(dat zij) praaien(dat zij) praaiden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
praaipraait
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
praaiend, praaiende(hebben) gepraaid

Vertalinge

Engelshail
Esperantohoji