Informasie oor die woord bevriezen (Nederlands → Esperanto: frostiĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈvrizə(n)/
Afbrekingbe·vrie·zen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) bevries(ik) bevroor, bevroos
(jij) bevriest(jij) bevroor, bevroos
(hij) bevriest(hij) bevroor, bevroos
(wij) bevriezen(wij) bevroren, bevrozen
(jullie) bevriezen(jullie) bevroren, bevrozen
(gij) bevriest(gij) bevroort, bevroost
(zij) bevriezen(zij) bevroren, bevrozen
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) bevrieze(dat ik) bevrore, bevroze
(dat jij) bevrieze(dat jij) bevrore, bevroze
(dat hij) bevrieze(dat hij) bevrore, bevroze
(dat wij) bevriezen(dat wij) bevroren, bevrozen
(dat jullie) bevriezen(dat jullie) bevroren, bevrozen
(dat gij) bevriezet(dat gij) bevroret, bevrozet
(dat zij) bevriezen(dat zij) bevroren, bevrozen
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
bevriezend, bevriezende(zijn) bevroren, bevrozen

Voorbeelde van gebruik

De waterleiding in onze bijkeuken is bevroren.
Maar wat als je medicijnen meebrengt, hebben die dan nog hun gewone werking na bevrozen te zijn geweest?

Vertalinge

Deensfryse
Duitserfrieren; zufrieren; einfrieren; erstarren
Engelsfreeze
Esperantofrostiĝi
Italiaansgelarsi; congelarsi
Spaanshelarse
Wes‐Friesbefrieze