Informasie oor die woord wegduwen (Nederlands → Esperanto: forpuŝi)

Sinonieme: verdringen, verduwen, wegdringen, wegstoten, afduwen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) duw weg(ik) duwde weg
(jij) duwt weg(jij) duwde weg
(hij) duwt weg(hij) duwde weg
(wij) duwen weg(wij) duwden weg
(jullie) duwen weg(jullie) duwden weg
(gij) duwt weg(gij) duwdet weg
(zij) duwen weg(zij) duwden weg
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) wegduwe(dat ik) wegduwde
(dat jij) wegduwe(dat jij) wegduwde
(dat hij) wegduwe(dat hij) wegduwde
(dat wij) wegduwen(dat wij) wegduwden
(dat jullie) wegduwen(dat jullie) wegduwden
(dat gij) wegduwet(dat gij) wegduwdet
(dat zij) wegduwen(dat zij) wegduwden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
duw wegduwt weg
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
wegduwend, wegduwende(hebben) weggeduwd

Vertalinge

Afrikaansafstoot
Duitsverdrängen
Engelsrepel; repulse; spurn
Esperantoforpuŝi
Fransrepousser
Spaansrechazar; repeler
Wes‐Friesôfstjitte