Informasie oor die woord volbrengen (Nederlands → Esperanto: finfari)

Sinonieme: afmaken, afwerken, beëindigen, een einde maken aan, klaarkomen met

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vɔlˈbrɛŋə(n)/
Afbrekingvol·bren·gen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) volbreng(ik) volbracht
(jij) volbrengt(jij) volbracht
(hij) volbrengt(hij) volbracht
(wij) volbrengen(wij) volbrachten
(jullie) volbrengen(jullie) volbrachten
(gij) volbrengt(gij) volbracht
(zij) volbrengen(zij) volbrachten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) volbrenge(dat ik) volbrachte
(dat jij) volbrenge(dat jij) volbrachte
(dat hij) volbrenge(dat hij) volbrachte
(dat wij) volbrengen(dat wij) volbrachten
(dat jullie) volbrengen(dat jullie) volbrachten
(dat gij) volbrenget(dat gij) volbrachtet
(dat zij) volbrengen(dat zij) volbrachten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
volbrengvolbrengt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
volbrengend, volbrengende(hebben) volbracht

Voorbeelde van gebruik

Nog was nog niet alles volbracht.
Ik moet nog één ding volbrengen voor ik mijn bezoeker kan ontvangen.
Het kunststuk was bijna volbracht.
De taak bleek inderdaad zwaar, maar werd ten slotte toch volbracht.

Vertalinge

Afrikaansvolbring
Engelsfinish; finish off; finalize
Esperantofinfari; elfari
Fransachever
Hongaarsvégigvisz