Informasie oor die woord vertrouwen (Nederlands → Esperanto: fidi)

Sinonieme: fiducie hebben in, vertrouwen hebben in, vertrouwen stellen in, zich verlaten op, vertrouwen op

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈtrɑu̯̯ʋə(n)/
Afbrekingver·trou·wen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) vertrouw(ik) vertrouwde
(jij) vertrouwt(jij) vertrouwde
(hij) vertrouwt(hij) vertrouwde
(wij) vertrouwen(wij) vertrouwden
(jullie) vertrouwen(jullie) vertrouwden
(gij) vertrouwt(gij) vertrouwdet
(zij) vertrouwen(zij) vertrouwden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) vertrouwe(dat ik) vertrouwde
(dat jij) vertrouwe(dat jij) vertrouwde
(dat hij) vertrouwe(dat hij) vertrouwde
(dat wij) vertrouwen(dat wij) vertrouwden
(dat jullie) vertrouwen(dat jullie) vertrouwden
(dat gij) vertrouwet(dat gij) vertrouwdet
(dat zij) vertrouwen(dat zij) vertrouwden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vertrouwvertrouwt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
vertrouwend, vertrouwende(hebben) vertrouwd

Voorbeelde van gebruik

Op dat punt kon je Mistra niet vertrouwen.
Maar waarom zouden wij u vertrouwen?
Het woud is meer dan vreemd en de elfen kun je niet vertrouwen.
Vertrouwen mogen wij ze ook daarna niet!
Kennelijk vertrouwt u mij niet.
Ik vind haar geschenken mooi, maar ik vertrouw haar niet helemaal.
Ik vertrouw hem niet.

Vertalinge

Afrikaansvertrou
Deenshave tillid til
Duitssich verlassen auf; vertrauen; trauen
Engelstrust
Esperantofidi; fidi al; fidi je; konfidi
Faroëeslíta; líta á
Finsluottaa
Fransse fier; se fier à
Katalaanscreure; fiar‐se; tenir confiança
Noorsha tillit til
Portugeester fé
Roemeensavea încredere; se încrede
Saterfriesfertrjoue; reekenje; sik ferläite ap
Spaanscontar con; fiarse de
Srananfurtrow
Sweedsha förtroende för
Wes‐Friesfertrouwe
Yslandshafa mikið traust á