Informasie oor die woord besturen (Nederlands → Esperanto: estri)

Sinonieme: aanvoeren, regeren, runnen, leiden, aan het hoofd staan van

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈstyːrə(n)/
Afbrekingbe·stu·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) bestuur(ik) bestuurde
(jij) bestuurt(jij) bestuurde
(hij) bestuurt(hij) bestuurde
(wij) besturen(wij) bestuurden
(jullie) besturen(jullie) bestuurden
(gij) bestuurt(gij) bestuurdet
(zij) besturen(zij) bestuurden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) besture(dat ik) bestuurde
(dat jij) besture(dat jij) bestuurde
(dat hij) besture(dat hij) bestuurde
(dat wij) besturen(dat wij) bestuurden
(dat jullie) besturen(dat jullie) bestuurden
(dat gij) besturet(dat gij) bestuurdet
(dat zij) besturen(dat zij) bestuurden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bestuurbestuurt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
besturend, besturende(hebben) bestuurd

Voorbeelde van gebruik

De Griekse regering moet volgens de Fransman maar eens leren hoe ze moet besturen.
De uitslag komt niet als een verrassing, aangezien president Aleksandr Lukašenko Wit‐Rusland met harde hand bestuurt en weinig oppositie tegen zijn beleid toestaat.

Vertalinge

Afrikaansbestuur
Deenslede
Duitsleiten; führen; anführen; befehligen
Engelsgovern; master
Esperantoestri
Nederduitsbestüren; regeren
Portugeesadministrar; dirigir
Spaanscapitanear; subyugar
Srananprey basi; prey edeman