Informasie oor die woord uitdrukken (Nederlands → Esperanto: esprimi)

Sinonieme: betuigen, opperen, uiten, uitspreken, verwoorden, uiting geven aan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯drɵkə(n)/
Afbrekinguit·druk·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) druk uit(ik) drukte uit
(jij) drukt uit(jij) drukte uit
(hij) drukt uit(hij) drukte uit
(wij) drukken uit(wij) drukten uit
(jullie) drukken uit(jullie) drukten uit
(gij) drukt uit(gij) druktet uit
(zij) drukken uit(zij) drukten uit
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) uitdrukke(dat ik) uitdrukte
(dat jij) uitdrukke(dat jij) uitdrukte
(dat hij) uitdrukke(dat hij) uitdrukte
(dat wij) uitdrukken(dat wij) uitdrukten
(dat jullie) uitdrukken(dat jullie) uitdrukten
(dat gij) uitdrukket(dat gij) uitdruktet
(dat zij) uitdrukken(dat zij) uitdrukten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
druk uitdrukt uit
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
uitdrukkend, uitdrukkende(hebben) uitgedrukt

Voorbeelde van gebruik

Zijn gezicht drukte duidelijk zijn ontevredenheid uit en Tim glimlachte.

Vertalinge

Duitsausdrücken; zum Ausdruck bringen
Engelsexpress; put; register
Esperantoesprimi
Faroëesorða; siga
Finsilmaista
Fransexprimer; représenter
Italiaansesprimere
Katalaansexpressar
Papiamentsekspresá
Poolswyrazić; wyrażać
Portugeesexpressar; exprimir
Russiesвыражать
Saterfriesuutdrukke
Spaansenunciar; expresar
Sweedsuttrycka
Thaiแสดง
Tsjeggiesvyjádřit; vyslovit