Informasie oor die woord wijken (Nederlands → Esperanto: cedi)

Sinonieme: door de knieën gaan, zwichten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɛi̯kə(n)/
Afbrekingwij·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) wijk(ik) week
(jij) wijkt(jij) week
(hij) wijkt(hij) week
(wij) wijken(wij) weken
(jullie) wijken(jullie) weken
(gij) wijkt(gij) weekt
(zij) wijken(zij) weken
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) wijke(dat ik) weke
(dat jij) wijke(dat jij) weke
(dat hij) wijke(dat hij) weke
(dat wij) wijken(dat wij) weken
(dat jullie) wijken(dat jullie) weken
(dat gij) wijket(dat gij) weket
(dat zij) wijken(dat zij) weken
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wijkwijkt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
wijkend, wijkende(zijn) geweken

Voorbeelde van gebruik

Maar stel dat hij, op grond van dwaasheid of roekeloosheid, weigert te wijken?
En vanavond moet de behoedzaamheid maar eens wijken.
Maar Gandalf week niet.

Vertalinge

Engelsgive ground
Esperantocedi