Informasie oor die woord oogsten (Nederlands → Esperanto: rikolti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈoxstə(n)/
Afbrekingoog·sten

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) oogst(ik) oogstte
(jij) oogst(jij) oogstte
(hij) oogst(hij) oogstte
(wij) oogsten(wij) oogstten
(jullie) oogsten(jullie) oogstten
(gij) oogst(gij) oogsttet
(zij) oogsten(zij) oogstten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) oogste(dat ik) oogstte
(dat jij) oogste(dat jij) oogstte
(dat hij) oogste(dat hij) oogstte
(dat wij) oogsten(dat wij) oogstten
(dat jullie) oogsten(dat jullie) oogstten
(dat gij) oogstet(dat gij) oogsttet
(dat zij) oogsten(dat zij) oogstten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
oogstoogst
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
oogstend, oogstende(hebben) geoogst

Voorbeelde van gebruik

Maar voor dat eerste nieuwe fruit kon worden geoogst, waren ze zeker twee seizoenen verder.

Vertalinge

Afrikaansoes
Esperantorikolti