Informasie oor die woord vaststellen (Nederlands → Esperanto: determini)

Sinonieme: determineren, nauwkeurig bepalen, op naam brengen, bepalen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈvɑstɛlə(n)/
Afbrekingvast·stel·len

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) stel vast(ik) stelde vast
(jij) stelt vast(jij) stelde vast
(hij) stelt vast(hij) stelde vast
(wij) stellen vast(wij) stelden vast
(jullie) stellen vast(jullie) stelden vast
(gij) stelt vast(gij) steldet vast
(zij) stellen vast(zij) stelden vast
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) vaststelle(dat ik) vaststelde
(dat jij) vaststelle(dat jij) vaststelde
(dat hij) vaststelle(dat hij) vaststelde
(dat wij) vaststellen(dat wij) vaststelden
(dat jullie) vaststellen(dat jullie) vaststelden
(dat gij) vaststellet(dat gij) vaststeldet
(dat zij) vaststellen(dat zij) vaststelden
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
vaststellend, vaststellende(hebben) vastgesteld

Voorbeelde van gebruik

Om u de waarheid te zeggen, heb ik er nog geen prijs voor vastgesteld.
De datum van vertrek werd ten slotte vastgesteld.

Vertalinge

Afrikaansbepaal; vasstel
Duitsanberaumen; determinieren; bestimmen; festlegen; festsetzen; abgrenzen; ermitteln
Engelsdetermine; fix; set; settle
Esperantodetermini
Faroëesgera av; siga greiniliga
Fransdéterminer
Hongaarsdeterminál
Katalaansdeterminar
Nederduitsbepålen
Poolsdeterminować; ustalać
Portugeesdefinir; determinar; fixar
Roemeensdetermina; fixa
Saterfriesdeterminierje
Spaansdeterminar
Tsjeggiesstanovit; určit; ustanovit