Informasie oor die woord dag (Nederlands → Esperanto: tago)

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/dɑx/
Afbrekingdag
Geslagmanlik
Meervouddagen

Voorbeelde van gebruik

Het is een dag voor bezinning en dankbaarheid.
De een doet het eens in de drie dagen, een ander twee keer per dag.
Maar je werkt maar vier dagen.

Vertalinge

Deensdag
DuitsTag
Engelsday
Esperantotago
Finspäivä
Fransjour; journée
Italiaans
Jamaikaanse Patoisdie
Katalaansdia
Nederduitsdag
Papiamentsdia
SaterfriesDai
Spaansdía
Sweedsdag
Wes‐Friesdei