Informasie oor die woord dag (Nederlands → Esperanto: tago)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/dɑx/
Afbrekingdag

Voorbeelde van gebruik

Ze vervloekte de dag dat ze Trent had ontmoet.
En welke dag is het vandaag?
Zes dagen geleden heb je een pakje bezorgd.
Voor het zover is moeten we een dag afspreken om de stof voor je jurk uit te kiezen.

Vertalinge

Deensdag
DuitsTag
Engelsday
Esperantotago
Finspäivä
Fransjour
Italiaans
Jamaikaanse Patoisdie
Katalaansdia
Nederduitsdag
Papiamentsdia
SaterfriesDai
Spaansdía
Sweedsdag
Wes‐Friesdei