Informasie oor die woord sassen (Nederlands → Esperanto: pisi)

Sinonieme: een plas doen, miegen, piesen, pissen, plassen, urineren, wateren, zeiken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsɑsə(n)/
Afbrekingsas·sen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) sas(ik) saste
(jij) sast(jij) saste
(hij) sast(hij) saste
(wij) sassen(wij) sasten
(jullie) sassen(jullie) sasten
(gij) sast(gij) sastet
(zij) sassen(zij) sasten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) sasse(dat ik) saste
(dat jij) sasse(dat jij) saste
(dat hij) sasse(dat hij) saste
(dat wij) sassen(dat wij) sasten
(dat jullie) sassen(dat jullie) sasten
(dat gij) sasset(dat gij) sastet
(dat zij) sassen(dat zij) sasten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
sassast
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
sassend, sassende(hebben) gesast

Vertalinge

Afrikaanswater; urineer
Duitsurinieren; Wasser lassen
Engelsurinate; pee; make water
Esperantopisi; urini
Faroëesmíga; pissa
Fransfaire pipi; pisser; uriner
Katalaanspixar
Portugeesmijar; urinar
Spaansmear; orinar; hacer aguas